Een tweeling baant zich
gelijkelijk een weg:
Twee benen slaan links,
twee benen slaan rechts.
De kontjes omhoog
en de arm op de rug:
Zo glijden zij voort,
en nog lang niet terug.
Hun ritme bepaalt hier
de wijdheid van 't ijs.
Zij mijden het wak,
koersen recht naar de lijst.
Dit schilderij leeft,
paars en wit kleurt de kou.
Snel ik daar zo voorwaarts,
samen met jou?
Dan maken wij snel
vóór het einde een keer.
Schaatsen samen terug,
heen en weer, heen en weer.
Grietje Koeman