De perelaar van Karel moet om.
Ook de vijf iepen voor zijn deur.
De schutting rond de tuin:
zijn huis,
hijzelf.
Omarmt zijn boom. Bast tegen bast.
Zegt dat zijn zielsgevoel het
doodslied in de stam hoort
en in de ritselende bladerkroon.
"Zijn zielsgevoel"; Hij noemt het
keer op keer: plant het de iepen in.
"Blijf staan": Hij fluistert in hun hout.
Nog veilig in de hof
kraait driemaal Karels haan.
Tot heimelijk in de morgen:
Tot ritselende reuzen worden weggesleept.
Het zaagsel aangeveegd.
"De vogels zullen nergens weg mee weten",
zegt Karel, "Ze zullen doorschieten".
Ook hij, ook hij.
Grietje Koeman
Geen opmerkingen:
Een reactie posten