behoedzaam nadert zij en onverwacht
hoor ik het laatste lied uit vogelkelen.
Zo rustig als ik door de straten stap:
zo luid klinken hun antwoorden en vragen.
Nog even dienen zij de schemer met zovelen,
hun dwingend zingen stopt de naderende nacht.
Zij roepen naar elkaar alsof
ze net ontwaakt zijn uit een verre droom.
Het sluipend donker lijkt tot staan gebracht.
De schemering staat maagdelijk in blauw
en lokt mij westwaarts, naar haar gouden kroon.
Het bruidskleed van de nacht is zo nabij,
het reikt al tot haar donkerblauwe zoom.
Steeds drukkender het donker op de bomen,
steeds smaller wordt het pad dat ik betreed.
Een laatste groet, een gouden rand
van strijklicht langs een laag en ver verschiet.
Dit bovenaardse tafereel, dat met een glimlach ziet
dat, hoe ik ook mijn stappen verder zet,
ik toch nooit dichterbij kan komen.
Grietje Koeman
Geen opmerkingen:
Een reactie posten